Meteen naar de inhoud

Pelgrimstocht van 800 kilometer: hoe en waarom

Ruim 300.000 pelgrims van over de hele wereld lopen jaarlijks een pelgrimstocht: de Camino de Santiago, een voettocht van honderden kilometers. Onze Jenneke trok zelf vijf weken lange langs diepe dalen en extatische hoogtes tussen de Spaanse kerkdorpjes van de Camino de Santiago.
Door: Jenneke van Genechten

(Het reisverslag is ook als vlog te bekijken).

‘Sit down.’ Gewapend met een aansteker, een naald en jodium beveelt de hosteleigenaar me te gaan zitten. Hij spreekt amper Engels, ik geen Spaans. Hij lacht als ik een gezicht trek bij de aanblik van mijn blaren. ‘No worries, I fix it.’ 
Voeten als de mijne ziet Carlos dagelijks. Het stelt niks voor: een prikje, draadje erdoor en klaar. Toch neemt hij alle tijd om me op mijn gemak te stellen en daarna drukt hij me lachend in een stoel aan de eettafel. “Now you eat.” De tafel staat vol met zelfgemaakt voedsel; lasagne, salades, soep en brood. Hij vraagt er niets voor; het eten én het slapen bij Carlos is op basis van donatie: Donativo prijkt er groot boven de hostelingang. Voordat we aanvallen, stelt de Duitse Nele voor om een rondje namen te doen. Als vanzelf vertelt de ene na de andere pelgrim aan tafel hoe hij heet en waar hij vandaan komt. Een enkeling voegt eraan toe waarom hij de tocht loopt, maar doorgaans vraag je dat niet als iemand het niet uit zichzelf vertelt. Het is als vragen wat iemands tatoeages betekenen – als je een pelgrimstocht loopt, is de reden persoonlijk. Ik duw vijftien euro in het donatiepotje en geef Carlos een dikke pakkerd bij vertrek de volgende ochtend.
‘Buen camino!’ zegt hij, en duwt me een steentje in mijn hand. Hij zegt dat ik het bij me moet houden en dat ik er vanzelf wel achter kom waar het voor dient.

De Camino Frances

Er zijn vele routes die naar santiago leiden, maar ik heb gekozen voor de Camino Francés. Aan deze drukbezochte pelgrimstocht zijn relatief veel faciliteiten onderweg, zoals herbergen, winkeltjes, restaurants en bewegwijzering. De hele weg is ingericht op pelgrims. Verdwalen is bijna onmogelijk op de Camino Francés; overal staan gele pijlen of schelpen, en anders zijn er wel voorgangers die een berg stenen voor me hebben neergelegd bij het juiste pad. Saint-Jean-Pied-de-Port is een populair startpunt omdat men dan nog net een stuk oogverblindend mooie Pyreneeën meepakt. Mijn pelgrimmaatje Helen besluit haar etappe op te breken in twee stukken en reserveerde een bed in het kleine dorpje Orisson. Ik niet, ik loop de volle 25 kilometer, waardoor ik al op dag 1 de Spaanse grens passeer. Na (een stevige lunch in) Orisson klim ik verder omhoog totdat ik het bovenste punt bereik. Overal bergtoppen met sneeuw om me heen terwijl de zon op mijn huid prikt. Ver uitgestrekte weides met koeien en paarden, misschien wel het mooiste uitzicht dat ik ooit heb gezien. Ik word overspoeld met een gevoel van vrijheid terwijl ik de miniatuurwereld onder mij bewonder.
Pas na zevenen bereik ik het bekende slaapklooster in Roncesvalles in de regio Navarra. Na alle goede verhalen had ik me enorm verheugd op een bedje in het klooster, maar het is vol. Diep teleurgesteld druip ik af, op weg naar het volgende dorp. Reserveren dus wanneer je op pelgrimstocht gaat.

Fysiek, emotioneel, spiritueel

Twee dagen na mijn bezoek aan Carlos is mijn blaar geïnfecteerd. Lopen gaat amper en ik ben blij met de voorraad pleisters en pijnstillers in mijn backpack. Hem neem ik het niet kwalijk, hij was een van de vriendelijkste locals die ik tegenkwam. Zo zijn ze overigens bijna allemaal. Locals zijn blij met pelgrims. Dag in dag uit doen ze hun best om het de bewandelaars van de pelgrimstocht naar de zin te maken. Zelf liep Carlos de camino al zes keer en inmiddels runt hij drie herbergen op verschillende plekken langs de route. Met vrijwilligers! Veel pelgrims gaan na hun tocht terug om vrijwilligerswerk te doen en hun dankbaarheid te tonen. Zo zul je in het klooster in Roncesvalles veel Nederlanders tegenkomen.
Als ik dan uiteindelijk met tranen van de pijn op een terrasje ga zitten op dag 9, staat Ibaï naast me om de bestelling op te nemen. Een Baskische naam, legt hij vol trots uit. Hij komt uit Pamplona en werkt nu in Naverette. Bij de blik op mijn voeten moet hij lachen. ‘Ahh… first week?’ Hij knipoogt. ‘Week one is physical, week two is emotional, week three is spiritual and week four is freedom.’ Ik vond er niets grappigs aan op dat moment, maar ik ben het nooit vergeten. Ibaï uit Baskenland had gelijk. De inzichten kwamen inderdaad na de emoties en de pijn.

camino porto santiago

Ballast achterlaten

Op dag 15 ontmoet ik de Duitse Nele en Florian. Nele zit nog in haar emotionele week, maar het uitzicht vanaf het schattige bergdorpje Hontadas doet alles even vergeten. Ze was haar pelgrimstocht begonnen met de Camino Norte, vanuit Noord-Spanje, maar het was koud en er waren weinig hostels onderweg, dus ze switchte van route. In Burgos, de grote stad, besluiten we een dag pauze te houden om de kathedraal van binnen te bekijken. Ik heb nog nooit zo’n mooie gezien. Wauw! Aanrader.
Een paar dagen later bereiken we de ‘Meseta’; een langgerekt stuk route tussen Burgos en Leon dat door veel pelgrims wordt verafschuwd. De Meseta kent lange (saaie) stukken niemandsland, waardoor we onszelf echt moeten pushen om door te gaan en niet gewoon een bus te nemen. De trots bij aankomst in Leon wordt dan ook gevierd met een paar biertjes, maar we voelen al snel dat de grote stad een andere vibe geeft dan al die rustige bergdorpjes. De natuur roept, en we vertrekken.

 

Tussen Murias en Foncebadon, ik zit dan op dag 24 en ben weer alleen, kijk ik mijn ogen uit. De klim omhoog was het wederom waard: overal waar ik kijk… bloemen! Met bergen als achtergrond. Ik waan me bijna in The Sound Of Music. Nooit gedacht dat Spanje zo’n prachtige natuur had. En dan doemt daar ineens het ‘Cruz de Ferro’ op. Dag 25. Dit punt is letterlijk en figuurlijk een van de hoogtepunten van de pelgrimstocht. Een groot ijzeren kruis op een berg waar pelgrims symbolisch een steen achterlaten die staat voor alle ballast die ze niet meer nodig hebben. Het steentje dat Carlos me gaf, brandt in mijn zak. Ik lach en dank hem in gedachten. 

Het einde van mijn pelgrimstocht: aankomst in Santiago de Compostela

De laatste week doorkruis ik Galicië, waar het veel natter en daardoor ook groener is dan op de rest van de route. Mijn poncho is mijn nieuwe metgezel. Veel verse pelgrims starten in Sarria hun tocht, dus het is ook een stuk drukker dan voorheen. Ik baal, maar worstel me opnieuw omhoog en omlaag door bergpaadjes. Gelukkig is er de typische Galicische bonensoep die me door de dagen trekt, totdat ik door de bomen heen ineens de kathedraal van Santiago zie opdoemen in de verte. Mijn hart begint te bonken en ik voel mijn pas versnellen. Voor ik het weet ben ik in de stad, waar ik nog ruim twee kilometer moet lopen voordat ik de kathedraal bereik. Van ver hoor ik al een doedelzak spelen, het teken dat ik het eindpunt nader. Dan stap ik onder de poort door en bereik ik een door zon verlicht plein met honderden pelgrims die elkaar in de armen vliegen en dansend hun foto’s maken. Ik hoef me alleen nog maar om te draaien om de befaamde kathedraal in de ogen te kijken, maar de gelukstranen rollen al over mijn wangen. Ik heb het gehaald.

Leuke slaapadresjes

Albergue Suseia in Zubiri (kleine kamers en lekker eten), Agora Hostel in Estella (bed bunks met een gordijntje voor privacy) en Pension Perez in Portomarín (vraag naar uitzicht over het meer). Daarnaast zijn er nog twee plekken die het paradijs op aarde vertegenwoordigen en waar je écht heen moet: Albergue Amanecer in Villarmentero en Albergue El Beso in La Balsa. Bij die eerste kun je slapen in een tipi-tent of een houten cabin als je dat leuk vindt. Ze hebben er ezels rondlopen, een moestuin, een open haard, ze maken muziek en het eten is fenomenaal. De tweede is een ecologische, vegetarische herberg met een eigen moestuin, een schommel tussen de bomen en het geluid van de rivier weerkaatst tussen de bergen. De heer des huizes is een Nederlander, zijn vrouw is Italiaanse. Ze ontmoetten elkaar jaren geleden op de camino, kregen een relatie en besloten weg te gaan uit het gewone leven om een eco-herberg te beginnen in Galicië. Zo zijn er tig verhalen van pelgrims die zo verknocht raken aan de camino dat ze alles achterlaten en zich vestigen langs de camino om op hun manier iets terug te doen voor de pelgrims. Een waarschuwing is dus op de plek: pas op, het kan verslavend zijn.

Ieder Zijn eigen pelgrimstocht

De pelgrimstocht naar Santiago de Compostela heeft geen vast beginpunt en er zijn geen regels. Sommige pelgrims starten vanuit hun huis en zijn maanden onderweg, anderen doen alleen de laatste 100 kilometer. De één wandelt, de ander fietst of komt ter paard. Sommigen slapen in hotels, anderen in herbergen of onder een tentzeil. Ook qua aantal kilometers per dag is het ieder voor zich. Een goed uitgangspunt is 20 tot 25 kilometer per dag, maar als jij na 5 kilometer uitgewandeld bent of een rustdag inlast, zal niemand daar notities van maken. Deze flexibiliteit en vrijheid is nou precies waar het om draait bij de Camino de Santiago: ieder loopt z’n eigen weg, op z’n eigen tempo en op z’n eigen manier.

Aanlooproutes

De populairste aanlooproutes richting Santiago de Compostela zijn:
* Camino del Norte (startpunt in Irún (Spanje), 853 km)
* Camino Francés (startpunt in St-Jean-Pied-de-Port (Frankrijk), 780 km)
* Camino Portugués (startpunt in Lissabon (Portugal), 630 km)
* Camino primitivo (starpunt in Villaviciosa (Spanje), 320 km)
* Camino Inglés (startpunt in Ferrol (Spanje), 122 km

Eten als een pelgrim

Eten langs de ‘Franse route’ is geen probleem, mits je niet te veeleisend bent. Overal krijg je voor €10 een simpel pelgrimmenu en bij alles wordt witbrood geserveerd en dezelfde salade. Dat went. Een ontbijt is vaak karig. Voor een paar euro krijg je koffie, een sapje en toast. In veel herbergen kun je zelf koken, maar je kunt ook eten wat de pot schaft. Vegetariërs en veganisten zullen iets inventiever moeten zijn, want Spanje is een vleesland. Zorg dat je eet bij de vegetarische restaurants en herbergen langs de route; vooraf opzoeken via internet. Tips zijn heel welkom onder dit artikel! En zoek de supermarkten op!
Voor slapen geldt hetzelfde: verwacht geen luxe als je in de herbergen slaapt, dan valt alles mee. Een nacht kost gemiddeld een tientje. Vooruitboeken is niet nodig (afhankelijk van de drukte natuurlijk), behalve misschien voor de eerste nachten. Doorgaans kun je gewoon bij jouw dorp van aankomst die dag een herberg inlopen en vragen of er nog een plekje is. Privé herbergen zijn vaak net iets luxer dan gemeentelijke herbergen en donativo’s, maar voor veel pelgrims geldt dat het na een paar weken eigenlijk allemaal niks meer uitmaakt.

4 1 stem
Artikelbeoordeling
Abonneer
Laat het weten als er
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Misschien ook interessant:


 

0
Laat hier een reactie achter!x
nl_NLDutch